Delend lidwoord
Quiz by Inge Verburgt
Feel free to use or edit a copy
includes Teacher and Student dashboards
Measure skillsfrom any curriculum
Tag the questions with any skills you have. Your dashboard will track each student's mastery of each skill.
- edit the questions
- save a copy for later
- start a class game
- automatically assign follow-up activities based on students’ scores
- assign as homework
- share a link with colleagues
- print as a bubble sheet
- Q1
Welke lidwoorden komen er altijd na aimer, préférer, adorer en détester
de/d'
du/de la/de l'/des
le/la/l'/les
300s - Q2
Wat komt er na een hoeveelheid of ontkenning (als er nog een zelfstandig nw achter staat)
du/de la/de l'/des
le/la/l'/les
de/d'
300s - Q3
Wat komt er bij overige gevallen voor lidwoord waar je in het Nederlands geen lidwoord schrijft?
le/la/l'/les
du/de la/de l'/des
de/d'
30s - Q4
Zul jij veel groentes eten?
Users enter free textType an Answer30s - Q5
Hij heeft liever pannenkoeken.
Users enter free textType an Answer300s - Q6
Je moet zout toevoegen.
Users enter free textType an Answer30s - Q7
Ik hou niet van honing.
Users enter free textType an Answer300s - Q8
Zoeken jullie de ham?
Users enter free textType an Answer300s - Q9
Is er genoeg/voldoende water?
Users enter free textType an Answer300s - Q10
Eet u nooit kaas?
Users enter free textType an Answer300s - Q11
Kun je de suiker niet vinden (Vind je de suiker niet?)
Users enter free textType an Answer300s - Q12
Ze hebben geen glazen meer (m).
Users enter free textType an Answer300s - Q13
Lust zij geen vlees? (Heeft ze een hekel aan vlees?)
Users enter free textType an Answer300s - Q14
Hoeveel messen zijn er?
Users enter free textType an Answer300s - Q15
Hij drinkt één liter cola per dag.
Users enter free textType an Answer300s