Onderwerp & lijdend voorwerp (NL)
Quiz by Isabelle Debouge
Feel free to use or edit a copy
includes Teacher and Student dashboards
Measure skillsfrom any curriculum
Measure skills
from any curriculum
Tag the questions with any skills you have. Your dashboard will track each student's mastery of each skill.
With a free account, teachers can
- edit the questions
- save a copy for later
- start a class game
- automatically assign follow-up activities based on students’ scores
- assign as homework
- share a link with colleagues
- print as a bubble sheet
10 questions
Show answers
- Q1Wat is het onderwerp in deze zin? Ik zwem in de rivier.zwemmenrivierikEr is geen onderwerp.30s
- Q2Wat is het onderwerp in deze zin? De trein vertrekt om 10 uur.de treinvertrekkenEr is geen onderwerp.10 uur30s
- Q3Wat is het lijdend voorwerp in deze zin? De kinderen eten een banaan.een banaanetenEr is geen lijdend voorwerp.de kinderen30s
- Q4Wat is het lijdend voorwerp in deze zin? Ik zal hem een cadeautje geven.Er is geen lijdend voorwerp.ikeen cadeautjehem30s
- Q5Wat is het lijdend voorwerp in deze zin? Ik ga elke dag naar de markt.de marktelke dagEr is geen lijdend voorwerp.ik30s
- Q6Wat is het onderwerp in deze zin? Mijn kinderen spelen in de tuin.mijn kinderenkinderenikde tuin30s
- Q7Wat is het lijdend voorwerp in deze zin? Mijn moeder drinkt graag koffie.Er is geen lijdend voorwerp.koffiegraagmijn moeder30s
- Q8Wat is het lijdend voorwerp in deze zin? Ik waste de borden af.de bordenEr is geen lijdend voorwerp.afwassenik30s
- Q9Wat is het lijdend voorwerp in deze zin? Ik stond op om 9 uur.9 uuropstaanikEr is geen lijdend voorwerp.30s
- Q10Wat is het onderwerp in deze zin? Mijn man en ik eten graag spaghetti.mijn manspaghettimijn man en ikik30s