Quiz grammaire I ch. 5 - havo 3
Quiz by Elles Giezen
Feel free to use or edit a copy
includes Teacher and Student dashboards
Measure skillsfrom any curriculum
Tag the questions with any skills you have. Your dashboard will track each student's mastery of each skill.
- edit the questions
- save a copy for later
- start a class game
- automatically assign follow-up activities based on students’ scores
- assign as homework
- share a link with colleagues
- print as a bubble sheet
- Q1
Welke vervoeging is juist? << une robe (bleu) ____ >>
bleu
bleues
bleue
bleus
30s - Q2
Welke vervoeging is juist? << une marque (italien) ____ >>
italiennes
italienne
italiens
italien
30s - Q3
Wat is de juiste plek voor 'grande', voor of achter het zelfstandig naamwoord?
la grande maison
la maison grande
30s - Q4
Wat is de juiste plek voor 'rouge', voor of achter het zelfstandig naamwoord?
un jean rouge
un rouge jean
30s - Q5
Welke vervoeging is juist? << les chanteurs (belge) ____ >>
belge
belges
30s - Q6
Welke vervoeging is juist? << elle est (content) ____ >>
contente
contents
content
contentes
30s - Q7
<< les légumes bons >> klopt dit?
non
oui
30s - Q8
De vrouwelijke vorm van 'ennuyeux' is ...
ennuyeuxs
ennuyeuse
ennuyause
ennuyeux
30s - Q9
De vrouwelijke vorm van 'sportif' is ...
sportief
sportive
sportifs
sportif
30s - Q10
Welke vervoeging is juist? << mes élèves (m, mv) sont ______ (formidable) >>
formidables
formidable
30s