
Quiz spelling
Quiz by Astrid Smets
Feel free to use or edit a copy
includes Teacher and Student dashboards
Measure skillsfrom any curriculum
Tag the questions with any skills you have. Your dashboard will track each student's mastery of each skill.
- edit the questions
- save a copy for later
- start a class game
- automatically assign follow-up activities based on students’ scores
- assign as homework
- share a link with colleagues
- print as a bubble sheet
- Q1
Schrijf de zinnen foutloos over, gebruik hoofdletters en leestekens waar nodig.
- WIE GAAT S MORGENS MEE ZWEMMEN VRAAGT MAMA
- DE JONGEN UIT HAM WAS BANG EN VERTELDE MET STILLE STEM DAT EEN VRIEND WRAAK WOU NEMEN
Users enter free textType an Answer30s - Q2
Vul de woorden aan met d of t.
- Ik moet vanavon__ mijn spreekbeur___nog oefenen. Dat is vrij vervelen____, maar het is vooral niet plezan___ omdatpapa daarom zo kwaa___ is.
-Ongetwijfel____ is onze voorraa_____taar____ op! Dat is niet goe____, gisteren waren er nog honder_____. In hetbuitenlan_____ is er gebak in overvloe_____, dat maakt mij wel watwoeden______.
-Ik haa____ een bezoek aan detan____arts! Laatst had ik daardoor een bloe____won____ in mijn wang. Ik kreeger echt hoof_____pijn van!
-Er was terug een aar___bevinggebeur____. Het vliegtuig moest een noo____landing maken. Het aar____oppervlakwas helemaal gescheur____!
Users enter free textType an Answer30s - Q3
Vul de woorden aan met i of ie.
fabr____kant
fabr______k
telev____s_____
fam___l____
muz____kaal
p___loot
mater____aal
hel____kopter
Users enter free textType an Answer30s