Quizalize logo
placeholder image to represent content

Seneca over tevredenheid

Quiz by Ruben Poelstra

Feel free to use or edit a copy

includes Teacher and Student dashboards

Measure skills
from any curriculum

Tag the questions with any skills you have. Your dashboard will track each student's mastery of each skill.

With a free account, teachers can
  • edit the questions
  • save a copy for later
  • start a class game
  • automatically assign follow-up activities based on students’ scores
  • assign as homework
  • share a link with colleagues
  • print as a bubble sheet

Our brand new solo games combine with your quiz, on the same screen

Correct quiz answers unlock more play!

New Quizalize solo game modes
10 questions
Show answers
  • Q1
    "Iam non admiror, si omnia nos a prima pueritia mala sequuntur: inter execrationes parentum crevimus." (a r. 4-5) Wat bedoelt Seneca hiermee?
    Seneca beweert hier dat sommige mensen simpelweg slecht geboren worden; ouders kunnen daar niets meer aan doen.
    Onze slechte eigenschappen volgens ons al vanaf onze vroegste jeugd. Daarom is het volgens Seneca niet verwonderlijk dat familieleden daar wat aan proberen te doen.
    Het is niet verbazingwekkend dat de meeste mensen al vanaf het begin slechte dingen ondervinden: dat is wat hun familieleden voor hen hebben gewenst.
    Seneca beweert de oorzaak te kennen voor het menselijk leed dat wij ervaren, ondanks de wensen van onze familieleden.
    60s
  • Q2
    "Quousque poscemus aliquid deos?" (a r. 7-8) Waarom is het volgens Seneca slecht de goden om hulp te vragen in het bereiken van geluk?
    Omdat de wereld een rationeel dynamisch continuüm is, heeft het geen zin de goden om iets te vragen.
    De goden leven tussen werelden in eeuwige gelukzaligheid, dus die bemoeien zich niet met de mensen.
    Behalve de Ratio (ook wel Deus genoemd) bestaat er volgens Seneca geen god.
    Het geluk is iets dat we zelf moeten nastreven, door deugdzaam te handelen, namelijk leven volgens de Ratio.
    60s
  • Q3
    "Quamdiu nobis populus metet?" (a r. 10) Wat wil Seneca met deze retorische vraag onderstrepen?
    De angst die arme volkeren voelen voor het decadente Rome.
    De overdaad waarmee wij mensen ons tegoed doen.
    De moeite die arme boeren moeten doen om te oogsten.
    Hoe lang het duurt om graan te oogsten.
    45s
  • Q4
    "Una silva elephantis pluribus sufficit: homo et terra et mari pascitur." (a r. 13-14) Welk stijlfiguur zien we hier NIET?
    Antithese
    Chiasme
    Sententia
    Assonantie
    60s
  • Q5
    Zijn 'natura' (b r. 1) en 'naturae' (b r. 4) hetzelfde?
    Nee; regel 1 gaat over de natuur (die onze fysieke eigenschappen heeft geschapen), regel 4 gaat over onze natuurlijke behoefte.
    Ja; in beide regels gaat het over de natuur (die onze fysieke eigenschappen heeft geschapen).
    Nee; in regel 1 gaat het over onze natuurlijke behoefte, in regel 4 gaat het over de Natura, oftewel de Ratio.
    Ja; in beide regels spreekt Seneca over de Natura, oftewel de Ratio.
    60s
  • Q6
    "vastissimorum edacissimorumque animalium" (b r. 2-3) Naar welk Latijns tekstelement uit tekst a verwijst Seneca hiermee terug?
    Taurus (r. 12)
    homo (r. 13)
    elephantis (r. 13)
    magnarum urbium campos (r. 9-10)
    45s
  • Q7
    "non fames nobis ventris nostri magno constat sed ambitio" (b r. 5) Wat bedoelt Seneca met deze uitspraak?
    Ambitie is meer waard dan natuurlijke verlangens, en daar moet naar geluisterd worden.
    Het feit dat we nooit genoeg krijgen en altijd maar meer willen, komt door een aangeboren ambitie.
    Onze natuurlijke honger is niet de oorzaak voor de pijn en moeite die het kost om alles te vergaren om onze verlangens te bevredigen, maar eerzucht en het constante streven naar meer.
    Het feit dat we nooit genoeg krijgen en altijd maar meer willen, komt door een aangeboren onverzadigbare honger.
    60s
  • Q8
    "vivit is qui se utitur" (b r. 8-9) Wat wordt er bedoeld met 'se uti'?
    Anderen tot nut zijn, oftewel je plichten als kosmopoliet vervullen.
    Anderen tot nut zijn door ze te onderwijzen in de leer van de Stoa.
    Jezelf tot nut zijn, door te proberen zo veel mogelijk pijn te vermijden en zo het geluk, namelijk atharaxia, na te streven.
    Jezelf tot nut zijn, oftewel deugdzaam handelen door te leven volgens de Ratio en te trachten die te doorgronden opdat je het geluk, namelijk apatheia, kan bereiken.
    45s
  • Q9
    "qui vero latitant et torpent" (b r. 9) Naar wie verwijst Seneca met deze woorden?
    Platonisten
    Presocraten
    Cynici
    Epicureërs
    20s
  • Q10
    "loco numeremus ... quosdam vero ne animalium quidem, sed mortuorum" (b r. 7-8) Wat is er mis met deze quosdam?
    Zij leven niet echt, omdat ze zich verbergen en verstijven (oftewel niets uitvoeren).
    Zij kunnen niet tot de dieren gerekend worden, omdat dieren geen Ratio bezitten.
    Zij moeten tot de dieren gerekend worden, maar wel tot de dode dieren.
    Zij geven enkel gehoor aan hun buik, en leven dus niet echt.
    20s

Teachers give this quiz to your class