Quizalize logo
placeholder image to represent content

Vocabulaire A t/m F

Quiz by Melody van der Giessen

Feel free to use or edit a copy

includes Teacher and Student dashboards

Measure skills
from any curriculum

Tag the questions with any skills you have. Your dashboard will track each student's mastery of each skill.

With a free account, teachers can
  • edit the questions
  • save a copy for later
  • start a class game
  • automatically assign follow-up activities based on students’ scores
  • assign as homework
  • share a link with colleagues
  • print as a bubble sheet

Our brand new solo games combine with your quiz, on the same screen

Correct quiz answers unlock more play!

New Quizalize solo game modes
18 questions
Show answers
  • Q1
    Wat is de vertaling van het woord: vieren
    donner
    fêter
    changer
    organiser
    10s
  • Q2
    Wat is de vertaling van het woord: jaune
    juni
    jong
    geel
    jouw
    10s
  • Q3
    Wat is de vertaling van het woord: l'ordinateur
    de televisie
    het huis
    het platteland
    de computer
    10s
  • Q4
    Wat is de vertaling van het woord: la journée
    het jaar
    de dag
    de stad
    het feest
    10s
  • Q5
    Wat is de vertaling van het woord: coûter
    vieren
    kosten
    smaken
    zoeken
    10s
  • Q6
    Wat is de vertaling van het woord: l'enfant
    de stoel
    de dans
    het kind
    de olifant
    10s
  • Q7
    Wat is de vertaling van het woord: en automne
    tijdens pinksteren
    in de herfst
    de herfst
    in de auto
    10s
  • Q8
    Wat is de vertaling van het woord: chez
    na
    voor
    scheer
    bij
    10s
  • Q9
    Wat is de vertaling van het woord: seulement
    heel de tijd
    slechts
    iedereen
    de hele wereld
    10s
  • Q10
    Wat is de vertaling van de zin: Wanneer is jouw verjaardag?
    C'est quand, mon anniversaire?
    C'est quand, leur anniversaire?
    C'est quand, son anniversaire?
    C'est quand, ton anniversaire?
    10s
  • Q11
    Wat is de vertaling van de zin: Ja, ik heb een broer
    Oui, il a un père
    Oui, ils ont un oncle
    Oui, j'ai un frère
    Oui, nous avons un frère
    10s
  • Q12
    Wat is de vertaling van de zin: Woon jij op het platteland?
    Tu habites au village?
    Tu habites à Paris?
    Tu habites en ville?
    Tu habites à la campagne?
    10s
  • Q13
    Wat is de vertaling van de zin: Ik ken het woord niet
    Je ne connais pas le mot
    Je ne sais pas
    Je ne parle pas
    Je ne comprends pas
    10s
  • Q14
    Wat is de vertaling van de zin: Wat is dat?
    Qu'est-ce que c'est?
    Qu'est-ce que tu manges?
    Qu'est-ce qu'il y a?
    Qu'est-ce que tu vas faire?
    10s
  • Q15
    Wat is de vertaling van de zin: Wat is jouw lievelingskleur?
    Quelle est ta couleur préférée?
    Qui est ton camarade de classe?
    Qui est ton prof préféré?
    Quelle est ta matière préférée?
    10s

Teachers give this quiz to your class