Du, de la, de l', des en au, à la, à l', aux
Quiz by Inge Verburgt
Feel free to use or edit a copy
includes Teacher and Student dashboards
Measure skillsfrom any curriculum
Tag the questions with any skills you have. Your dashboard will track each student's mastery of each skill.
- edit the questions
- save a copy for later
- start a class game
- automatically assign follow-up activities based on students’ scores
- assign as homework
- share a link with colleagues
- print as a bubble sheet
- Q1
Wat betekent du, de la, de l' of des?
in de/in het
op de/op het
van de/van het
aan de/aan het
30s - Q2
Wat betekent au, à la, à l'of aux?
in de/ in het, aan de/aan het, naar de/naar het, tot de/tot het etcetera, behalve van de/van het
van de/van het
30s - Q3
Ik ga naar het restaurant.
Users enter free textType an Answer120s - Q4
Het is moeilijk in het begin.
Users enter free textType an Answer120s - Q5
De onderwerpen van de krant.
Users enter free textType an Answer120s - Q6
Het begin van het spel.
Users enter free textType an Answer120s - Q7
Dat is de hond van de kinderen.
Users enter free textType an Answer120s - Q8
Ik geef de bal aan de tegenstander (de bal = le ballon)
Users enter free textType an Answer120s - Q9
Hij is op school.
Users enter free textType an Answer120s - Q10
Ik vertel het verhaal aan de volwassenen. (het verhaal = l'histoire)
Users enter free textType an Answer120s - Q11
Waar is het boek van de lerares?
Users enter free textType an Answer120s - Q12
Waar is het vertrouwen van de leerling?
Users enter free textType an Answer120s - Q13
Ik ben bang voor de leraar.
Users enter free textType an Answer30s - Q14
Dat was de slaapkamer van Julie.
Users enter free textType an Answer120s