placeholder image to represent content

TTO2

Quiz by S. Westhiner

Our brand new solo games combine with your quiz, on the same screen

Correct quiz answers unlock more play!

New Quizalize solo game modes
8 questions
Show answers
  • Q1
    Wat is in de volgende zin de persoonsvorm? 'Elly had het allerliefste willen kunnen langskomen.'
    had willen kunnen
    kunnen
    willen
    had
    30s
  • Q2
    Wat is in de volgende zin het onderwerp? 'De gedreven gymnasiaste had op het eerste gezicht geen zin in de oefening.'
    De gymnasiaste
    de oefening
    het eerste gezicht
    De gedreven gymnasiaste
    30s
  • Q3
    Wat is in de volgende zin het werkwoordelijk gezegde? 'Eva had het zien kunnen gebeuren.'
    zien kunnen gebeuren
    had zien kunnen gebeuren
    had kunnen gebeuren
    had zien kunnen
    30s
  • Q4
    Wat is in de volgende zin het naamwoordelijk gezegde? 'Zal mijn zusje ooit verstandig worden?'
    zal verstandig
    verstandig worden
    verstandig
    zal verstandig worden
    30s
  • Q5
    Wat is in de volgende zin het lijdend voorwerp? 'Zijn vrienden waarschuwden hem niet op tijd.'
    hem
    waarschuwden
    hem niet
    Zijn vrienden
    30s
  • Q6
    Wat is in de volgende zin het meewerkend voorwerp? 'Voor alle bewoners in verzorgingstehuis Het Bloemetje was een groots diner geregeld.'
    Voor alle bewoners
    Voor alle bewoners in verzorgingstehuis Het Bloemetje
    Alle bewoners in verzorgingstehuis Het Bloemetje
    Alle bewoners
    30s
  • Q7
    Wat is in de volgende zin het voorzetselvoorwerp? 'Ik reken dat wel even op mijn rekenmachine uit.'
    op
    op mijn rekenmachine
    reken op mijn rekenmachine uit
    reken op mijn rekenmachine
    30s
  • Q8
    Wat is in de volgende zin de bijwoordelijke bepaling? 'Met goed weer gaan we altijd in de Waal zwemmen.'
    met goed weer, altijd, in de Waal
    met goed weer, in de Waal
    weer, altijd, de Waal
    in de Waal
    30s

Teachers give this quiz to your class